Rock'n'Roll is onafhankelijkheid

Op 21 februari 2019 staat de Zeelandse rock-‘n-roll-held met zijn band op het podium van Van der Valk Theaterhotel De Oranjerie in Roermond, op 1 maart gevolgd door een optreden in Theaterhotel Almelo. Met een fotoshoot én een interview met Danny komt mededirectrice Sanne Polman, 4e generatie Van der Valk, van Theaterhotel De Oranjerie en Het Arresthuis, voor Valk Magazine alvast in de stemming.

Als ik zeg ‘Zeeland’, wat is dan jouw eerste reactie?
''Zeeland is mijn thuis. Daar woon ik al 41 jaar, en dus mijn hele leven.''

Ben jij een typische Zeeuw?
Nou, ik ben best zuinig, als je dat bedoelt. Maar in mijn eigen omgeving vind ik mezelf geen typische Zeeuw. Wel als ik in de Randstad ben. Ik ben meer down-to-earth in vergelijking met de mensen daar. Nuchterder. Ik zie er niet zo uit, maar ik bén het wel.

Kom je graag in de Randstad?
''Ja hoor, ik snap alleen niet waarom je met z’n allen bij elkaar gaat wonen.''

Nou, de schoonheid van Zeeland wordt ook door Randstedelingen wél steeds meer ontdekt.
‘’Nee, nee, nee! Niet de aandacht erop vestigen. Ik probeer altijd duidelijk te maken dat Zeeland helemaal niks aan is, want dan blijft iedereen lekker weg. Het is prima zo. Daar hoeven niet meer mensen naartoe. Oké, in Zeeuws-Vlaanderen is nog heel veel ruimte. Daar mag iedereen als het aan mij ligt dan nog wel heen.’’

Jouw artiestennaam is Danny Vera. Vera is de voornaam van je moeder.
''Ja, ik vond het een mooi eerbetoon. Ze overleed op 24 augustus 2001. Op haar sterfbed heb ik haar gezegd dat ik mezelf voortaan zo zou noemen. In de hals van de eerste gitaar die ik nog samen met haar in Amerika heb gekocht is de naam ingelegd in parelmoer. Ze heeft jammer genoeg alleen mijn lelijke amateurjaren in de muziek meegemaakt. Maar ze was toen al zoals al die moeders die naar optredens van hun kind komen kijken. Ze stond altijd helemaal vooraan met een fototoestel. Glimmend van trots, met rode wangen.''

Wat heb je van haar meegekregen?
‘’Doorzettingsvermogen. Mijn vader was heer erg getalenteerd in muziek en schilderen. Van hem heb ik het creatieve, de zakelijke kant gelukkig van mijn moeder.’’

Waarom 'gelukkig'?
‘’De branche waarin ik werk, staat bekend als de muziek-business. De combinatie van die twee woorden zegt het al. Met alleen een beetje zingen kom je er niet in de entertainmentindustrie. Het is één grote rattenbende hè, haha.’’

 

Jij hebt er haren van op je tanden gekregen.
Nee, die had ik al. Ik wil in de muziek niets doen wat niet bij me past. Maar je moet wel leren om daarin op je strepen te blijven staan.’’ 

Je bent enig kind, en zowel je vader als je moeder is overleden. Wie vormen sindsdien de clan rond Danny Vera?
‘’Mijn prachtige vrouw Escha, haar heel fijne vader en moeder, haar hartstikke leuke zus en haar man en kinderen. Plus ook nog eens een fijne vriendengroep. Alles bij elkaar genoeg mensen in mijn omgeving en allemaal in mijn leefgebied binnen een omtrek van 200 of hooguit 500 meter. Als ik thuis ben, rijd ik op mijn brommertje door de stad en kom ik iedereen die me lief is tegen. Ik heb zo’n Holleeder-scooter, zo’n ding met een schermpje. Lekker man.’’ 

Thuis in Zeeland zie je dus een heel andere Danny Vera dan die op het podium.
‘’Het is ook buiten het podium wel rock-‘n-roll geweest, hoor. Met veel drinken en drugsgebruik en al dat soort dingen, zeker ook na de dood van mijn moeder. Maar als je eenmaal volwassen bent, dan heb je daar geen behoefte meer aan. Het is allemaal goed gekomen. Rock-‘n-roll heeft voor mij altijd onafhankelijkheid betekent. Voor mijzelf heeft het niets te maken met petticoats, jukeboxen en zwart-wit-vloertjes, maar álles met onafhankelijkheid. Ik zou een goede zigeuner zijn. En dan heb ik het snorretje al . Ik kan zo in een Roma-familie.’’

Ja, die looks van jou zijn wel heel bijzonder.
‘’Het erfelijkheidsmateriaal zal ergens in de zestiende eeuw zijn overgebracht. Heel ons eiland was tot dan toe bevolkt met mooie, blonde dames. Toen kwamen de hugenoten en de Spaanse boevenbendes en die hebben heel Zeeland rondgestrooid met zwart zaad. Daarom zal ik er zo uitzien als ik ben.’’ 

En daar hoort wat jou betreft ook elke dag een net pak bij?
‘’Ik heb inderdaad veel pakken, ik weet niet eens hoeveel. Gisteren kreeg ik er nog vier bij, van mijn sponsors en vrienden van het Pakhuis in Bergen op Zoom. Ik vind een pak prettig zitten. Ik draag ook geen spijkerbroeken, omdat ik niet steeds wil hoeven nadenken over wat ik daar voor trui of shirt bij aan moet trekken. Onder mijn kostuums draag ik altijd witte overhemden. Alleen de stropdassen wisselen dagelijks. Stropdassen zijn leuk. Vooral als ze vintage zijn. je koopt er dertig voor drie tientjes, geen geld – ja haha, dat is de zuinige Zeeuw in mij. Een oud, zijden exemplaar op de kop tikken voor maar tweeënhalve euro. Dat is een feest. Wel even ruiken of ie ook schoon is.’’

Aan gitaren geef je wel graag en veel geld uit, heb ik begrepen.
‘’Ja, de eerste die ik kocht was op de rondreis met mijn moeder en mijn beste vriend door Amerika. In Memphis hebben we het huis van Elvis bekeken en een gitaar gekocht. Een Gretsch. Het is de Cadillac onder de gitaren. Je hebt mensen die liever in een Porsche rijden. Daarin zitten ze weliswaar heel klein, maar ze kunnen er ook heel hard mee. Ik heb liever een auto waarin alles zit, en dat heeft ook de Gretsch. Ik heb er nu 45, and still counting. Gitaren zijn mijn lichte verslaving. Elke keer als ik er weer een zie denk ik: fuck it, ik koop die ook. En het is een goede investering. De oude blijven altijd hun geld wel waard. En als je carrière dan een keer heel slecht gaat, dan verkoop je een paar gitaren.’’

Als ik zeg ‘The Netherlands, twelve points’, wat antwoord jij dan?
‘’Het songfestival? Nee, nooit van mijn levensdagen. Ik hou niet van wedstijdjes in muziek. Ik begrijp het competitieprincipe gewoon niet. Je gaat Van Gogh toch ook niet met Mondriaan of Rembrandt vergelijken? En wat voor grote kunstenaars geldt, geldt ook voor artiesten zoals ik: we hebben allemaal iets eigens, met ieder ook een eigen publiek daarvoor. De ene muziekliefhebber houdt van Frans Bauer, de ander van Springsteen, en een derde van Leonard Cohen of The Beatles. Die breng je niet tegenover elkaar uit in een wedstrijd.’’

Over jouw eigen publiek gesproken: wie zou je graag nog eens op de voorste rij willen zien? Je moeder, als dat kon? Of Elvis?
‘’Nee, laten we het maar realistisch houden. Ik heb mensen die twintig keer naar dezelfde voorstelling van me komen kijken en luisteren. Die zie ik het liefst. Best gek hoor, zo veel toewijding van fans. Maar ik ben ze dankbaar.’’

Je vrouw Escha en jij zijn op je tournees écht onafscheidelijk.
‘’We kennen elkaar uit Zeeland en zijn al vijftien jaar bij elkaar. Ze is mijn tourmanager en regelt daarnaast nog allerlei dingen. Dat we in Voetbal Inside ook samen te zien zijn, komt door een grappig toeval. Toen in het tweede jaar van het programma het vaste barmeisje en keer niet kwam opdagen, werd Escha gevraagd om in te vallen. Ze kon helemaal geen bier tappen, maar aangezien ze eigenlijk actrice en presentatrice is, vond iedereen in de studio dat ze dan maar een barvrouw moest spélen. En dat doet ze na negen jaar nu dus nog. Niet erg, in Hilversum acteert iedereen. Ik doe ook al jaren alsof ik een professioneel muzikant ben, haha.’’

Wat is het grootste compliment dat je Danny Vera kunt maken
‘’Dat zou een compliment over mijn teksten zijn. Van een stuk of wat liedjes denk ik zelf in ieder geval: wow, dat dát uit mijn koker is gekomen. Als anderen in een bepaald liedje dan ook een zinnetje ofzo opvalt, dan ben ik daar toch wel heel blij mee.’’ 

Vind je dat je als songwriter voldoende erkend wordt?
‘’Jazeker. Eind dit jaar sta ik in een uitverkocht Paradiso, en volgend jaar voor het eerst in Carré. Vier, vijf jaar geleden had ik nóóit kunnen denken dat het me zo goed zou gaan.’’

En dan nu óók nog eens op de cover van Valk Magazine!
‘’Ongelofelijk ja, haha. Zo is het.’’